Het Hof van Justitie (HvJ) heeft besloten om het verzoek- en bezwaarschrift om de veroordeling van Desi Bouterse, die 20 jaar kreeg voor zijn aandeel in de moorden van 8 december 1982, af te wijzen en zijn advocaten niet ontvankelijk te verklaren.
Murwin Dubois, één der advocaten van de veroordeelden, zegt dat het Hof het verzoek heeft afgewezen, ondanks dat de advocaten artikel 22 van de grondwet correct hebben toegepast. Het Hof komt tot het oordeel dat de bepalingen van artikel 22 ertoe leiden dat zij genoodzaakt is de niet-ontvankelijkheid van het verzoek en het beroep uit te spreken.
Ondanks het advocatenteam artikel 22 naar de juiste inzichten heeft gebruikt komt het Hof tot het oordeel dat de rijkwijdte van artikel 22 haar noodzaakt de niet ontvangkelijkheid van het verzoek alsook het beroep uit te spreken.
Dubois zegt dat het Hof is gaan zitten op de rijkwijdte en is de mening toegedaan dat de rijkwijdte zou impliceren dat artikel 22 in dit concreet geval als een soort ‘supra hogerberoepsmiddel’ wordt gebruikt. En dit zou volgens het Hof niet mogelijk zijn.
Artikel 22 van de grondwet geeft aan dat:
- Een ieder heeft het recht om verzoeken schriftelijk bij het bevoegde gezag in te dienen.
- De wet regelt de procedure voor de behandeling daarvan.
Het advocatenteam geeft aan dat ze het besluit nog niet in handen heeft en daarom nog niet inhoudelijk kan aangeven wat de volgende stappen zullen zijn.
Desi Bouterse, Iwan Dijksteel, Benny Brondenstein, Steven Dendoe en Ernst Gefferie zijn veroordeeld in deze zaak. De laatste drie zitten reeds in het gevang, terwijl de eerste twee op de vlucht zijn. Zij worden nationaal en internationaal opgespoord.