FC Porto heeft de aanval van Benfica op de koppositie in de Primeira Liga afgeslagen. In een rechtstreeks gevecht won de koploper van de kampioen van Portugal: 1-0. Het gat tussen de twee concurrenten voor de landstitel groeit daardoor naar vier punten.

In tegenstelling tot Benfica, dat de Super Cup al aan stadgenoot Sporting Lissabon moest laten en ook het competitieduel met Arouca verloor, was Porto voorafgaand aan de topper nog ongeslagen. Toch was het de regerend kampioen die het best uit de startblokken kwam. Het was slechts te danken aan twee uitstekende reddingen van Iker Casillas dat kopballen van Luisão en Kostas Mitroglou geen doel troffen.

Na de hervatting waren de rollen omgedraaid, toen Benfica-doelman Júlio César voorkwam dat de doorgebroken Vincent Aboubakar zijn zevende goal van het seizoen maakte. Even daarvoor had de Kameroense spits van dichtbij al de paal geraakt met een kopbal. Het waren opmerkelijk genoeg de eerste echte kansen voor Porto, waar Bruno Martins Indi op de bank bleef.

André André (foto) stond aan de basis van die twee mogelijkheden. De 26-jarige middenvelder groeide drie minuten voor tijd zelf uit tot matchwinner, toen hij de bal langs Júlio César schoot na een door Silvestre Varela, de vervanger van Jesús Corona, handig verlengde pass van Yacine Brahimi. Het betekende dat Porto-trainer Julen Lopetegui zijn eerste zege in de Portugese klassieker op zijn naam schreef.

Dat er zo vroeg in het seizoen al veel op het spel stond, bleek overigens uit de harde overtredingen die aan weerszijden werden gemaakt en geïncasseerd. Porto-captain Maicon spande de kroon, toen hij vlak voor rust met een karatetrap Benfica-aanvaller Jonas bijna onthoofde terwijl hij een bal wegkopte. Omdat Maicon zijn landgenoot niet raakte, bleef een rode kaart uit. Wel werden er acht géle kaarten uitgedeeld.