Suriname zal waarschijnlijk nooit een kwalificatie halen voor de Olympische spelen op het onderdeel windsurfen. Toch kunnen wij tijdens de komende spelen in Tokyo met trots de ontwikkelingen van deze sport volgen, daar de mogelijkheid van een medaille toch Surinaams zal aanvoelen. Dit komt door de participatie van Kiran Badloe die de Nederlandse vlag zal vertegenwoordigen tijdens de spelen. Vanwege zijn vader die in Suriname is geboren is de band met ons land vrij significant .
Hij komt uit Almere, aan de boorden van het Gooimeer, maar Kiran Badloe leerde windsurfen op Bonaire, een van de Benedenwindse eilanden waarheen zijn vader als expat het gezin voor drie jaar meenam. Het geldt als een plek van ‘bonbini’, van een leven zonder al te veel haast, met de gedachte dat er morgen weer een dag is en dat de avond nog op zich laat wachten.
Het verklaart volgens Badloe zelf voor een deel de relaxte houding die hij aan de dag legt. Niets en niemand maakt hem gek, ook de spannende tweestrijd met zijn oudere strijdmakker Dorian van Rijsselberghe niet. Hij moet de tweevoudig olympisch kampioen uit Texel verslaan om volgend jaar naar de Zomerspelen van Tokio te mogen. Er is slechts een startbewijs per land beschikbaar. Wie het ticket verovert, maakt goede kans op olympisch goud.
Badloe vertelt van het WK van vorig jaar, in het Kattegat bij Aarhus. De wereldkampioen was al bekend, het was Van Rijsselberghe, maar Badloe moest voor zijn kans in de olympische kwalificatierace de tweede plaats zien te houden.
‘Ik kon in Denemarken niet meer winnen, alleen nog maar van het podium vallen. Iedereen had het daarover. Maar ik voelde die spanning niet echt. Een heleboel mensen denken aan wat er allemaal kan misgaan. Ik heb dat niet. Voorlopig werkt dat allemaal heel goed. Of ik het van Dorian heb overgenomen? Nee, denk het niet. Dorian is zo, hij kan ontspannen in de spanning. Maar ik ben net zo. Ik moet me soms een beetje triggeren om spanning op te wekken. Want het kan ook een valkuil zijn natuurlijk.’
Hij heeft een Surinaamse vader en een Nederlandse moeder. Uit die afkomst mag van hem ook het een en ander worden afgeleid. ‘Het kan genetisch zijn.’ Maar de Europees kampioen (24) wijst liever op zijn jaren op Bonaire, waar hij van zijn zesde tot zijn tiende het leven van een Antilliaan leefde.
‘Dat is vormend geweest, die periode. Je begint dan voor het eerst echt dingen mee te maken. Je ontwikkelt je van kind tot jongen, nog net geen tiener. Je wordt vroeg wijs. Vooral op onbewust niveau. Je bent je nog niet bewust aan het ontwikkelen. Maar er gebeurden allemaal dingen die ik wel heb meegenomen voor de rest van mijn leven. Ik leerde, onbewust, hoe het leven in elkaar zit. Misschien heb ik daarom nu zo’n rustig karakter.’
Hij leerde er ook windsurfen. ‘Ik was negen jaar. Ik had een plank, zeg maar plankje, een HiFly, knaloranje, super lang en dun. Ik had het kleinste zeiltje ooit. Het was meer een funboardje, zonder een zwaardje in het midden. Het had een vinnetje achter. Hij was gemaakt voor in de golven. Dat was mijn eerste echte plank, mijn eerste zelf gekochte board.’
Hij woonde met zijn ouders in de wijk Santa Barbara, niet eens direct aan zee. Voor het surfen verplaatste hij zich naar Sorobon Beach, in een zuidelijke baai. ‘Het lichtste blauwe water dat je je maar kunt bedenken. En warm. Ik hoefde geen zwemvest te dragen. Het had ondiep water, je kon in de hele baai staan. Ik stapte na een val zo weer op. Ik was een jongetje van 1 meter 30. Geen enkel probleem. In mijn zwembroekje op de plank.’
De sport van wind, water en snelheid kreeg hem te pakken. Toen hij als tienjarige in Nederland terugkwam, meldde hij zich bij watersportvereniging Almere Centraal dat vanuit Almere-Haven het Gooimeer als vaste surfplek had. ‘Het was eerst een club voor de lol, maar het werd er steeds serieuzer. De goede Nederlandse jeugd sloot zich aan bij Centraal, dat nu een regionaal trainingscentrum is geworden. Als je ambitie in windsurfen had, dan kwam je naar onze club in Almere.’
Zijn talent bleek bij zijn eerste jeugd-WK in Polen. ‘Ik kon het nog helemaal niet, hoor. Ze vroegen of ik zin had om naar Polen te gaan. Ik zei: waarom niet? Dat werd mijn eerste WK. Ik werd veertiende. Maar wat ik zo mooi vond: ik won meer races dan de wereldkampioen. Omdat op sommige dagen mijn speciale windje kwam. Ik won vier races. Ik werd eerste en dan weer 40ste. Eerste en dan weer 30ste. Ik dacht: ik kan het dus wel. Ik moest alleen de rest effe goed onder controle krijgen. Mijn coach, Robbert-Jan van Velzen, zei alleen dat ik nog heel veel uren moest maken op de plank. De schouders eronder, aan de bak. Gewoon weer naar school jongen, als je thuis bent. Hij hield me bij de les.’
De Medemblik Regatta op het IJsselmeer was de voorbije week een vroege prooi voor Kiran Badloe. Nog voor de finale van zaterdag in de RS:X-klasse had hij de eerste plaats in het eindklassement al binnen. Het jonge talent Sil Hoekstra werd vijfde, nog royaal voor de wereldkampioen Dorian van Rijsselberghe die door familiebezoek pas op het laatste moment uit de VS overkwam. De man van Texel werd tiende. Bij de vrouwen won wereldkampioen Lilian de Geus de regatta.
Badloe, het allergrootste talent dat de surfwereld na Van Rijsselberghe kent, werd nooit jeugdwereldkampioen. Hij voer alle EJK’s en JWK’s vanaf zijn veertiende, maar pas op zijn negentiende begon hij, in het veld van de senioren, een topper te worden. ‘Ik werd bij het WK in Santander, mijn eerste grote WK, achtste, net achter Dorian. Maar ik was de beste van alle surfers in het onder 21-klassement.’
Daar, in 2014 (‘de ferry uit Engeland voer daar dagelijks dwars door ons veld heen’), plaatste Van Rijsselberghe zich meteen voor de Olympische Spelen van Rio 2016. ‘Ik was daar helemaal niet mee bezig. Ik voer in Spanje voor mijn gevoel ver boven mijn kunnen. Het opnemen tegen de olympisch kampioen van 2012, dat was al een mission impossible. Ik zat er echt niet mee.’
Het was min of meer het echte begin van de opvallende samenwerking tussen de twee Nederlandse azen op de RS:X, het olympische board dat fysiek het uiterste vraagt. De twee strijden nu, vijf jaar verder, om het ene Nederlandse ticket voor Tokio 2020.
Het duel strekt zich uit over drie WK’s, waarvan er één, dat van 2018, achter de rug is. Van Rijsselberghe werd wereldkampioen en kreeg 10 punten plus 2 bonuspunten (=12), Badloe werd in Aarhus tweede (9 plus 1 bonuspunt=10). Nog twee WK’s, dat van Italië 2019 en Nieuw-Zeeland 2020, zijn er te gaan.
‘We zien beiden in dat we elkaar in deze uitgestrekte selectieprocedure nodig hebben. Je kunt jezelf pushen, maar dat is echt een stuk moeilijker dan met iemand in je team die net zo goed is of beter. Alleen bij wedstrijden heb ik het gevoel: hé, ik moet aan de bak. Als de ander iets harder gaat, moet ik er een stapje bij zetten. Het is ook goed om met de beste te kunnen trainen, dan komt je eigen standaard hoger te liggen. Dat is voor ons het sterke punt.’
Badloe en Van Rijsselberghe hebben een opmerkelijke samenwerking. Aaron McIntosh, een Nieuw-Zeelander met een groot surfverleden, is van beide olympische kandidaten de coach.
‘We analyseren voortdurend met zijn drieën, hardop, waarom de een nou harder gaat dan de ander. Waar komt dat door, wat is het verschil? Het is gemakkelijk werken, want Door en ik hebben dezelfde bouw. We zijn de langere jongens op de plank. Ik ben 1 meter 95. We hebben dezelfde vaarstijl. We zijn er meestal snel uit waardoor het komt dat we sneller of langzamer zijn.’
Van Rijsselberghe en Badloe overleggen veel, zelfs bij wedstrijden waarin ze met elkaar horen te duelleren voor de eerste plaats. ‘Het is van: zie je die wolken daar? Zelfs nog bij de start. We kijken voornamelijk naar de kleur van het water. Waar de verkleuring het sterkst is, daar zijn de windvlagen. Als ik dan de goede windvlaag heb en ik kijk over mijn schouder, dan zie ik Dorian.’
( Bron: Volkskrant )