
Op 10 december is het de Internationale Dag voor de Rechten van de Mens. Elk jaar op deze dag legt de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV), bloemen bij het Mensenrechtenmonument aan de Dr. Sophie Redmonstraat.
Ook dit jaar gebeurt dat om 9.00 uur ‘s ochtends, vertelde OGV-voorzitter Betty Goede in het ABC–radioprogramma Welingelichte Kringen. De OGV heeft de laatste jaren gevraagd om inventarisatie van de schendingen in Suriname.
Deze dag dient om wereldwijd stil te staan bij mensenrechten en om het belang daarvan te benadrukken. De aanname van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) op 10 december 1948, vormt de grondslag hiervoor.
Suriname heeft verschillende mensenrechtenschendingen gekend; op kleine- en grote schaal. Vooral de turbulente jaren 80 zijn kenmerkend geweest hiervoor. Zo noemt OGV elk jaar, onder andere, de mannen die op 25 februari 1980 zijn omgekomen bij de militaire coup, de 15 moorden van december 1982, de Moiwana slachtingen van 1986 waarbij 39 mannen, vrouwen en kinderen zijn vermoord, de standrechtelijke executie van Wilfred Hawker, de doodgeschoten agenten van Tamanredjo in 1987, alle doden bij de Binnenlandse Oorlog (1986-1992), de zeven mannen die in december 1987 zijn vermoord te Atjoni die hun eigen graf moesten graven en vervolgens zijn doodgeschoten, de twee lijfwachten van Ronnie Brunswijk die om het leven werden gebracht in het toenmalige gebouw van het Park, de drie inheemse mannen die voor een reconstructie werden meegenomen naar Apoera en vervolgens verdwenen zijn. Ook zijn er tal van gevallen waarbij mensen ‘gevallen zijn van trucks’ en/of ‘een zonnesteek opliepen’ en vaak achter Zanderij begraven werden. Tot op heden is in vele gevallen niet bekend wie de mensen waren, omdat de graven later ontdekt werden.






