Voetbalclubs hebben tijdens de afgelopen transferperiode liefst 1,6 miljard euro minder uitgegeven aan internationale transfers dan in de zomer van 2019. Dat blijkt uit een rapport van de FIFA, dat alle transfers naar een ander land al tien jaar registreert.
Door de coronacrisis ging de voetbalkalender sinds maart flink op de schop en de FIFA verlengde ook de transferperiode met vijf weken. Clubs konden tot begin deze week zaken doen. De coronacrisis heeft honderden miljoenen euro’s uit de voetbalmarkt gehaald door gederfde inkomsten uit kaartverkoop, televisiedeals en sponsordeals.
Het transferbewakingssysteem van de FIFA registreerde 3,32 miljard euro aan uitgaven voor spelers die zich tussen clubs in verschillende landen verplaatsen. In de veel kortere transferperiode in de zomer van 2019 was dat nog 4,91 miljard euro. Van de 3,32 miljard euro werd er liefst 3,2 miljard uitgegeven door clubs uit Europa. Engelse clubs gaven met 1,06 miljard euro opnieuw het meeste uit. Er werd door clubs in totaal 2,96 miljard euro verdiend met de verkoop van spelers.
Clubs zijn sinds 2010 verplicht om financiële details van transfers te delen met de FIFA, dat daarmee de transfermarkt probeert te controleren.
Er waren dit jaar 7424 spelers die een transfer maakte naar een club uit een ander land, tegenover meer dan 9000 vorig jaar. Het aantal transfers daalde met ruim 25 procent. Clubs uit Zuid-Amerika verdienden samen 250 miljoen euro aan transfers en gaven slechts 21 miljoen euro uit.
De tien duurste spelers van deze zomer
Kai Havertz – voor 81 miljoen naar Chelsea
Arthur Melo – voor 72 miljoen naar Juventus
Victor Osimhen – voor 70 miljoen naar Napoli
Rúben Dias – voor 68 miljoen naar Manchester City
Miralem Pjanic – voor 60 miljoen naar FC Barcelona
Álvaro Morata – voor 56 miljoen naar Juventus
Timo Werner – voor 53 miljoen naar Chelsea
Ben Chilwell – voor 50 miljoen naar Chelsea
Thomas Partey – voor 50 miljoen naar Arsenal
Mauro Icardi – voor 50 miljoen naar PSG